ADHD: ontdek zelf hoe het evenwichtsorgaan werkt van jouw hyperactieve kind!

=

Volgens Rega Schaefgen* wel!
Tijdens mijn cursus “Kind in Balans” bij familiesysteem-therapeute Ingrid Dykstra** leerde ik dat de werking van het evenwichtsorgaan een gigantische invloed heeft op het bewegen van kleine kinderen. Leren bewegen, omrollen, je hoofd draaien, iets pakken, kruipen, opstaan, lopen, rennen, fietsen etc., het zijn allemaal activiteiten waarbij de zwaartekracht een ware hoofdrol speelt! De zwaartekracht is een ongelofelijke constante in ons leven, nietwaar?! Je zou het bijna vergeten.

Via vallen en opstaan ontwikkelt elk kind zijn evenwichtsorgaan.
De meeste kinderen worden geboren met een ‘normaal’ evenwichtsorgaan. Sommige kinderen echter… beginnen volgens Schaefgen hun leven met een ‘minder gevoelig’ evenwichtsorgaan. Anders gezegd: veranderingen in de balans van hun bewegende lichaam worden ‘wat laat’ opgemerkt.

Hoe kan een kind dat oplossen (want niemand wil telkens blijven vallen…)?

Dat kan door te kijken en snel te bewegen! En het resultaat is dan: hyperactiviteit!
De snelheid waarmee die kinderen bewegen, is zo ineens een aangeleerde compensatie voor het “wankelen in traagheid”. En met je ogen kun je veranderingen van je lichaamshouding heel snel bepalen. Het volgende voorbeeld maakt dit duidelijk: iedere vader en moeder weet dat je kind pas écht leert fietsen – zonder zijwieltjes – wanneer het voldoende vaart durft te maken! Zittend op een fiets in evenwicht blijven, bij lage snelheid, is heel moeilijk!
=

HYPERACTIVITEIT TEN GEVOLGE VAN EEN MINDER GEVOELIG EVENWICHTSORGAAN…
Ingrid Dykstra toonde tijdens de training een film uit haar eigen praktijk met 4 jongens tussen de 6 en 10 jaar. Ieder van hen had een of ander “probleem”.
Er was één klein maar watervlug manneke bij die ogenblikkelijk mijn hart stal.
Bij alle opdrachten stond hij meteen vooraan!
Alle spelletjes met evenwicht volbracht ie kwiek en soepel.
Over een balk lopen bijvoorbeeld: waar de anderen schoorvoetend zijwaarts gingen om niet te vallen, vloog dit ventje er zowat overheen!

Hoe vaak veroordelen wij hyperactieve kinderen niet omdat ze te beweeglijk zijn? We vinden hen “te druk”… “te veel”… terwijl zij misschien alleen maar bewijzen dat een mens in staat is zich in allerlei omstandigheden optimaal aan te passen. Is dat niet de aard van gezonde evolutie?

Want wat was de grote verrassing in deze film?
Voor het laatste spel lagen er vier tapijttegels op de grond.
Dat waren eilanden in de zee.
En elk kind moest – met blote voeten – van het ene eiland op het andere stappen zonder de zee aan te raken of erin te vallen!
En dat alles… geblinddoekt!

Ai!
Mijn kleine vriend was de enige die wankelde.
En viel.
Flats, daar ging-ie, vrijwel meteen.
Zonder ogen was hij geheel afhankelijk van zijn evenwichtsorgaan… en dat gaf veel te traag de info door dat zijn lichaam uit balans ging…

Hij zag het nu niet aankomen… Ohhhh!

Dus: kleine kinderen kunnen hyperactief worden ten gevolge van een minder gevoelig evenwichtsorgaan!
Maar wil dat zeggen dat deze kinderen adhd hebben?

Wie weet hoeveel kinderen er in de wereld rondlopen die “adhd hebben” zonder dat is opgemerkt dat hun evenwichtsorgaan traag is. Die ‘afgekeurd’ worden, terwijl ze zich juist zo fantastisch hebben aangepast aan hun eigen omstandigheden!

Boeiend in dit feit is natuurlijk ook dat de “kwaliteit” van het evenwichtsorgaan erfelijk is. Dat biedt een nieuw licht op de discussie van ADHD en erfelijkheid.
=

WAT MOET JE DOEN ALS JE KIND EEN MINDER GEVOELIG EVENWICHTSORGAAN BLIJKT TE HEBBEN?
Is je kind nog te helpen?

Jazeker!
Er zijn gelukkig allerlei specialisten die kinderen op speelse wijze kunnen helpen hun evenwicht te verbeteren en zo ook hun motoriek te verbeteren. En te ontspannen!

De eerste 7 levensjaren van een kind zijn sowieso bedoeld om meesterschap te verwerven over die twee allermoeilijkste fysieke taken in het leven: ontspannen stil staan en ontspannen stil zitten.
En hulp bij het verwerven van een beter evenwicht kan ook op latere leeftijd goed helpen!

Zelf heb ik op 49-jarige leeftijd nog euritmie gehad en dat heeft me meer evenwicht en (onbewust) rust gegeven… Sterker nog: ik vermoed dat het zelfs een grote invloed heeft gehad op het verliezen (toen ik 50 was) van de depressies waar ik meer dan 35 jaar last van heb gehad.
=

SPEELSE TEST
Dus papa’s en mama’s, hier volgt een speelse en leuke test waaraan iedereen mee kan doen: de koorddanser!

  1. Leg een lang lint of dun touw op de vloer en trek het met plakband aan weerszijden strak.
  2. Laat iedereen die meedoet de schoenen en sokken uittrekken.
  3. Iedereen loopt – om de beurt… en met de ogen OPEN – over dat “koord” van de ene kant naar de andere, in de eigen snelheid. Het is alsof je via een koord over een ravijn gaat. Dus niet vallen!
  4. Als iedereen aan de beurt is geweest, doet iedereen hetzelfde nogmaals… maar nu met de ogen DICHT! Kun je het nog net zo goed en snel als zojuist? Of wankel je nu meer?
  5. De laatste ronde: iedereen loopt nogmaals met de ogen dicht over de “koord”… maar nu zo langzaam mogelijk! Slow motion… En nu voel je bij elke stap heel goed het lint of dunne touw met de zolen van je voeten. Wankel je nu nog meer?
  6. Je kunt dit spel ook nog uitbreiden door stap 3 te herhalen – over het koord lopen met de ogen open – en daarbij onderweg een speciaal voorwerp van de grond te rapen.
    =

* Schaefgen, Rega. Praxis der Sensorischen Integrationstherapie”. Stuttgart: Thieme, 2007.

** Dykstra, Ingrid. Familieopstellingen met kinderen en jongeren. Deventer: uitgeverij Ankh-Hermes bv, 2006.

** Dykstra, Ingrid. Kind en familielot. Het gedrag van kinderen begrijpen vanuit systemisch perspectief. Groningen: uitgeverij Het Noorderlicht, tweede druk 2007.

 

ADHD, WAT IS DAT EIGENLIJK?

ADHD, WAT IS DAT EIGENLIJK?
Vraagtekens, oorzaken en gevolgen

(informatieve bijeenkomst in De Rode Hoed te Amsterdam op 20 november 2002, georganiseerd door De Rode Hoed
in samenwerking met de ADHD-stichting en Balans)

verslag van Tura G. Gerards
© het geheel of in gedeelten overnemen en publiceren van deze teksten in andere media alleen na toestemming van de auteur

 

Ilona Hofstra, programmamaker bij de IKON, interviewde en begeleidde, voor een overvolle zaal, de volgende sprekers en onderwerpen:


Leven met ADHD
met Alexander Lange

Alexander is 28 jaar, zoon van een Amerikaanse moeder en een Nederlandse arts, en weet sinds zijn elfde levensjaar dat hij ADHD heeft (dus sinds 1985). Hij is net 7 weken getrouwd. Lustig en met humor vertelt hij over de eindeloze hoeveelheid energie die hij altijd overhoudt. Niet zo’n probleem wanneer hij fit is, maar als hij moe is, dan is hij niet meer in toom te houden, “over-enthousiast”. Wat hij dan moeilijk vindt, is zichzelf te zien “acteren” – als het ware boven zichzelf uitstijgend – en machteloos te moeten aanschouwen dat hij het zelf niet kan stoppen (“wel als ik uitgerust ben”).

Hij ziet zichzelf verder als een vrolijk, druk en duidelijk aanwezig persoon zonder agressie. Met een plezierige neiging (“zo’n dwangneurose”) tot diepgaand analyseren. Vanaf zijn elfde slikt hij Ritalin waardoor zijn cijfers op het Gymnasium meteen stukken hoger worden. Dan nog scoort hij net voldoende (“behalve voor Wiskunde, dat vond ik leuk!”), mede omdat hij weinig tot geen huiswerk maakt. Op zijn zestiende jaar stopt hij met Ritalin vanwege depressies, die hij zelf toeschrijft aan zijn medicijngebruik..

Na zijn Gymnasium gaat hij, zonder medicijnen in te nemen, studeren aan de Technische Universiteit. Hier lukt het hem niet om te presteren, want zonder huiswerk kom je er daar niet”.

Tegenwoordig slikt hij een antidepressivum, Aurorix (juiste spelling?). Alexander runt nu een eigen bedrijf (projectmanagement in de ICT) en volgt, omdat hij het prettig vindt om bezig te zijn, een avondopleiding HTS. Die hij binnenkort hoopt af te ronden (“dingen afmaken is moeilijk…”)

Terugkijkend op zijn leven constateert hij dat hij voor zijn eigen gevoel wel een normaal leven leidde. Hij had “1 à 2 vrienden”. Gesprekken met anderen over zijn kinderjaren brengen hem echter het beeld van een wat geïsoleerde jongen die regelmatig ruzie maakt. Klassieke muziek luisteren in een schommelstoel, een inzicht van zijn moeder, heeft hem destijds gigantisch geholpen en doet dat nog steeds. Tot slot Alexanders advies voor ouderen met ADHD: “Ga iets doen wat je leuk vindt!

Wat is ADHD en wat zijn de symptomen?
met Jan Buitelaar

Jan Buitelaar, in Nederland dé autoriteit op het gebied van ADHD- en aanverwant onderzoek, is een enthousiast spreker die je weet te overtuigen. Zijn betoog is krachtig en snel.

ADHD, zo stelt hij allereerst, is niet alleen een probleem van concentratiezwakte (“chaos”) hyperactiviteit en impulsiteit. Het is bovenal een ernstige risicofactor. Immers, bij niet-behandeling is er een grotere kans op agressie, alcohol- en drugsverslavingen, sociale problemen en leerproblemen.

ADHD is vastgesteld bij 3% van de 6- tot 12-jarigen en bij 1% van de adolescenten.

Hij hamert op het grote belang van (tijdige) herkenning en een degelijke diagnose. De kenmerken van ADHD moeten kenmerken zijn die werkelijk bij het kind vandaan komen en niet uit de omgeving. Dat wil zeggen, onder allerlei verschillende omstandigheden moeten de kenmerken bij het kind, en vrijwel zonder uitzondering, terugkomen en merkbaar zijn.

Het grootste probleem bij de diagnose is dat er niet een “ADHD-lakmoestest” bestaat, één test waarmee je met één simpele handeling kunt constateren: ja hoor, dit is ADHD. Daar komt nog bij dat ADHD vaak niet “zuiver” is (iets minder dan de helft van de bekende gevallen is zuiver). ADHD komt veel voor in combinatie met agressie of met emotionele stoornissen.

De redenen waarom kinderen worden aangemeld, zijn o.a. brutaliteit, onrust en ontwrichting van de omgeving.

Voor het vaststellen van hyperactiviteit en impulsiviteit wordt gewerkt met 9 criteria.
Het hebben van 5 of meer van die punten betekent voor een kind dat het tot de risicogroep behoort. Dan nóg krijgt het geen ADHD-stempel! Buitelaar benadrukt dat de score op de 9-puntentest belangrijk is, maar dat
bovendien gekeken moet worden naar hoe het kind daadwerkelijk functioneert (“op hoeveel gebieden loopt hij vast”). “Er bestaan kinderen met een score van 7 punten die goed meekunnen en ook kinderen met slechts 3 punten die niet houden zijn”.

Het is bewezen dat je de symptomen van ADHD (impulsiviteit, hyperactiviteit en concentratiezwakte) kunt beïnvloeden. Ze nemen duidelijk af  bij:

  • een geordende omgeving;

  • interessante activiteiten;

  • goed toezicht (1 op 1 situaties);

  • frequente beloningen.

Het ontbreken van deze vier omgevingsfactoren lijdt tot een toename van impulsiviteit, hyperactiviteit en concentratiezwakte.

Uit vergelijkend onderzoek met één- en twee-cellige tweelingen blijkt dat:

  • bij 70% van de ADHD-gevallen de erfelijkheid de hoofdrol speelt;

  • bij 20% van ADHD is de hoofdrol weggelegd voor omgevingsfactoren. Hieronder vallen extreme problemen tijdens de baarmoederperiode en de geboorte, problemen in het gezin en de opvoeding, de druk om te presteren, en lichamelijke factoren;

  • bij 10% van de ADHD-gevallen is de hoofdrol weggelegd voor resterende factoren.

Verder blijkt uit Amerikaans onderzoek dat wanneer je zelf ADHD hebt, je 50% kans hebt op een kind met ADHD. En een ADHD-kind heeft 30% kans op een broer of zus met ADHD.

Uit breinonderzoek van de laatste 5-6 jaar -onder vele ADHD’ers- blijkt dat verschillende delen van de hersenen (o.a. de hersenschors en kleine hersenen) wat kleiner in volume zijn en dat deze toestand van blijvende aard is. Jan Buitelaar waarschuwt echter dat dit bevindingen zijn op grond van onderzoek bij grote groepen. Het heeft geen enkele zin, zo stelt hij uitdrukkelijk, om je kind met vermeende ADHD-verschijnselen naar het ziekenhuis te sturen voor het opmeten van de hersenen.

Heb je een vermoeden dat je kind ADHD heeft, dan zal dat moeten blijken, zo stelt Buitelaar vast, uit zorgvuldige testen en op grond van de bevindingen van meerdere informanten.

ADHD-diagnoses onder vuur
met Jan Buitelaar en Sandra Kooij

Sandra Kooij komt, net als Jan Buitelaar, sterk en overtuigend over als spreker. Zij werkt echter, in tegenstelling tot hem, uitsluitend met volwassenen. Het voordeel daarvan voor de diagnose komt volgens haar voort uit het feit dat volwassenen fysiek niet meer groeien. Het continu en constant aanwezig zijn van kenmerken, twee noodzakelijke voorwaarden voor een correcte ADHD-diagnose, wordt niet verstoord of vertroebeld door fysieke groei en de bijbehorende sociaal-emotionele perikelen. Daardoor is het onderzoek bij volwassenen relatief eenvoudig.

Voor het vaststellen van impulsiteit en hyperactiviteit wordt gewerkt met 9 criteria. Bijvoorbeeld: snel afgeleid zijn, chaotisch handelen, tijd bestaat niet, onrust in het hoofd en dat alles levenslang.
De gemiddelde grens waarbij men ADHD vaststelt, ligt bij kinderen bij een score van 6 op de negen criteria. Bij volwassenen is dat iets moeilijker te bepalen omdat door het stijgen van de leeftijd de hyperactiviteit wat afneemt. In elk geval blijft het zeer belangrijk dat ADHD daadwerkelijk
aantoonbaar is: “het levenslange bestaan van voldoende ernstige symptomen bij allerlei velden zoals huwelijk, school, werk etc.”

Buitelaar vermoedt dat de helft van het aantal gevallen van ADHD nog niet ontdekt is. Dat wil zeggen: er zijn ongeveer 50.000 gevallen van kinderen met ADHD bekend in Nederland, en vermoedelijk lopen er nog eens 50.000 rond die nog niet als zodanig herkend zijn. Hij pleit ervoor huisartsen (die gemiddeld zo’n 5 gevallen per praktijk kunnen tegenkomen) en andere hulpverleners bij te scholen over ADHD.

“Kan stress geen oorzaak zijn van zoveel gevallen van ADHD,” vraagt presentatrice Ilona. “Zijn er bijvoorbeeld verschillen per provincie?”
Sandra stelt dat stress een niet-specifieke factor is waar alle mensen onder lijden. De onderzoeks-methoden voor ADHD zijn alle van de laatste vijftien jaar Deze periode is wellicht nog wat te kort om een goed overzicht te krijgen. Men ziet in elk geval tot nu toe geen aantoonbare invloed van de hoeveelheid moderne prikkels op ADHD. En onderzoek met onderlinge vergelijking van Nederlandse provincies is nog nooit verricht.

ADHD is volgens beide onderzoekers niets iets specifieks voor de Westerse samenleving, of slechts voor bewoners van de grote steden. Het komt overal voor, van Afrika tot China. In dat laatste land valt overigens op dat de verhouding jongens-meisjes met ADHD vele malen hoger ligt dan hier in het westen. Dat zou wel eens te wijten kunnen zijn aan de hoge verwachtingen die aan Chinese jongens gesteld worden.

ADHD, zo stelt Sandra nog maar eens stellig, is geen ziekte maar een stoornis. We weten door onderzoek tegenwoordig zoveel meer en het herkennen van de symptomen is vele malen verfijnd. Vandaar ook dat de naamgeving van deze stoornis is gewijzigd van Minimal Brain Damage in ADHD. De naam van het hele verschijnsel is dus nu gebaseerd op de symptomen en niet op één van de potentiële oorzaken.

“Hoe oud is de oudste ADHD’er van Nederland?” vraagt Ilona.
Sandra vertelt een anekdote van een cliënt wiens moeder van 71 nog altijd niet stil kon zitten en bovendien astma had. Toen deze oude dame haar heup brak, liep de revalidatie op een fiasco uit vanwege haar beweeglijkheid. Wat haar huisarts deed verzuchten: “Mens, slik nou toch eens Ritalin, dan geneest je heup en kan ik eindelijk je astma behandelen!”
Later blijkt er een heer van 78 jaar in de zaal te zitten, die twee keer per dag Ritalin slikt en voor deze avond speciaal een halfje extra heeft genomen! Hetgeen de zaal, zoals wel vaker deze avond, zal vullen met een vol en hartelijk gelach. “Het leven van een ADHD’er is er een met een lach en een traan,” zo concludeert Sandra.

Buitelaar stelt dat het probleem van het niet-herkennen van ADHD ernstiger is dan het probleem van een eventueel te gemakkelijk toegekende ADHD-beoordeling. Hij hoopt voor de toekomst op een betere training voor artsen en hulpverleners waardoor alle gevallen van ADHD ontdekt zullen worden. Ook pleit hij voor meer inzicht van ADHD-verschijnselen bij meisjes (die in hun bewegelijkheid wat minder ruimte neigen in te nemen dan jongens) en voor meer inzicht van ADHD-verschijnselen bij allochtonen.

Het is al wat later in de avond en er ontstaan vragen in de zaal:

  • Is er onderzoek verricht naar het verband tussen ADHD en (over)sensitiviteit? Antwoord: NEE.

  • Kun je ADHD signaleren bij babies? Antwoord: NEE.

  • Kan ADHD hartklachten veroorzaken? Antwoord: niet duidelijk. Angststoornissen houden wel duidelijk verband met ADHD en zo kan er wel een relatie zijn met hartklachten.

  • “Meer voorlichting geven is van groot belang”.

Gevolgen van niet-onderkende ADHD bij volwassenen
met Sandra Kooij

Wat kan er met kind gebeuren als het niet behandeld wordt?
ADHD brengt veel kinderen een moeilijke schooltijd en spanningen in relaties met vrienden en familie. 60% van de ADHD’ers heeft leerproblemen, 33% blijft een keer zitten. Van ADHD kom je nooit meer af. Intelligentie kan het probleem compenseren maar niet opheffen. De gemiddelde intelligentie van ADHD’ers is volgens Sandra gelijk of iets lager dan de gemiddelde intelligentie van Nederlanders zonder ADHD. Wat doet een kind met ADHD zoal: veel sporten, veel bewegen, buitenspelen, in bomen klimmen (specifiek kenmerk!), verboden dingen doen als jatten, vuurtje stoken. In het algemeen gesproken doen deze kinderen aan
sensation-seeking: ze zijn snel verveeld en maken niets af.

ADHD’ers experimenteren eerder dan normaal met alcohol, cocaïne, sigaretten en xtc. Waarschijnlijk omdat de ontspanning die optreedt als zó uitzonderlijk en weldadig wordt ervaren. Het is bewezen dat behandeling met Ritalin het risico op verslaving vermindert tot het normale risico dat iedere gemiddelde burger loopt.

Volwassenen die in hun jeugd nooit behandeld zijn voor ADHD ondervinden allerlei problemen:

  • onderpresteren gedurende de schoolperiode leidt tot een tekort aan diploma’s en tot opnieuw onderprestatie, hetgeen allemaal resulteert in lagere lonen;

  • relatieproblemen;

  • opname in gevangenis;

  • opname in de Ziektewet (burn-out, depressies, angsten: velen kunnen hun werk goed aan, maar hebben vaak meer tijd nodig om alles te verwerken)

Ilona herinnert ons aan de 3 R’s van vroeger: Rust-Regelmaat-Reinheid. Zou dat helpen, zo vraagt zij zich af.
Volgens Sandra blijkt structuur bieden aan een ADHD’er in elk geval goed te helpen. Gedragstherapie helpt eveneens áls je het maar blijft doen. In de praktijk blijkt dat echter moeilijk vol te houden.

Ilona herinnert ons aan een tv-uitzending waarin het liefdesleven van de schilder Corneille (“400 vrouwen in zijn leven”) ter sprake kwam. ADHD?
Sandra pleit daarop voor de degelijkheid van het vak Psychiatrie. Het is werkelijk een Vak. Zij waarschuwt voor inflatie van de ADHD-diagnostisering wanneer bijvoorbeeld via de media allerlei buitensporige anekdotes gebruikt gaan worden als aanduidingen van ADHD. Wanneer blijkt dat iemand als Corneille een uitzonderlijke uitbundigheid heeft, wil dat nog niet zeggen dat hij ADHD’er is. Eén symptoom op zich zegt helemaal niets.

Behandeling met Ritalin of gedragstherapie?
met Jan Buitelaar en Jacques van den Born

Jacques van den Born kwam onlangs nog in het landelijke nieuws door te melden dat driekwart van de ADHD-diagnoses onjuist zou zijn of te gemakkelijk toegekend. Journalistieke overdrijving? Onjuist citaat?

Hij legt uit dat werken bij de Onderwijs Begeleidings Dienst in Breda betekent dat je onderwijs-problemen opspoort. Bovendien ken je aanvragen toe (van ouders en scholen) om kinderen toe te laten tot het speciale basisonderwijs. Op grond van de dossiers die Jacques onder ogen krijgt, kan hij niet anders dan concluderen “dat er weinig energie wordt gestoken in de ADHD-diagnose”.

Hij geeft een voorbeeld uit Brabant: ouders eisen bij hun huisarts Ritalin voor hun ‘lastige’ kind. De arts wil liever doorverwijzen, maar verstrekt uiteindelijk toch maar het middel omdat de wachtlijst bij Bureau Jeugdzorg is opgelopen tot drie maanden of langer.

Het valt hem verder op dat kinderen vooral met ADHD bestempeld worden wanneer zij in de klas moeten gaan presteren. Het lezen in groep 3 is vaak het eerste leerproces waar kinderen in blijven hangen. Omdat ze het te moeilijk vinden, haken ze af. Dat is vluchtgedrag, wat volgens Jacques normaal is voor zowel volwassenen als kinderen. Onderzoek met video-camera’s toont aan dat kinderen met leesproblemen langzaam maar zeker buitengesloten worden door leerkrachten. “Alsof het niet-competent zijn van de kinderen de docent eveneens neerzet als niet-competent”. Jacques pleit voor een verantwoorde diagnose: een half jaar lang kijken naar dit kind en diens gedrag, en pas bij geen enkele verandering -ondanks alle inspanningen- een ADHD-oordeel toepassen. Deze stelling levert hem het meest spontane applaus op van de hele avond.  Bijzonder, omdat deze spreker later ook flinke woede oproept bij enkele mensen in de zaal.

Met alleen in dossiers kijken, zo poneert Jan Buitelaar, kun je geen oordeel vellen over de juistheid van een ADHD-diagnose. Hij constateert wel dat er te weinig hulpverleners met kennis van ADHD-zaken zijn en dat daaraan gewerkt moet worden. Dat huisartsen, ook al kennen ze families vaak al zeer lange tijd, toch bijscholing behoeven over ADHD.

Jacques van den Born geeft daarop een ander voorbeeld van schijnbaar onzorgvuldige diagnoses: 35-40% van de kinderen met een ADHD-diagnose stroomt door naar het speciale basisonderwijs. Daar aangekomen  verdwijnen de ADHD-gedragskenmerken van deze kinderen (o.a. door kleinere groepen en andere leermethodes), zodat zelfs medicatie overbodig wordt.

Opvallend is dat beide heren elkaar op geen enkele wijze onderbreken en elkaars mening lijken te respecteren. Ieder kan rustig zijn stellingen poneren. De zaal heeft er meer moeite mee om de twee mannen uit te laten spreken.

Dan brengen Ilona en de zaal het onderwerp Ritalin binnen.

Buitelaar stelt dat de farmaceutische industrie pas sinds 5 jaar belangstelling toont voor middelen die speciaal voor kinderen geschikt zijn. Middelen als Ritalin zijn in eerste instantie gefabriceerd voor inname door volwassenen. De aan kinderen voorgeschreven dosering van dergelijke middelen wordt aangepast op grond van o.a. het lichaamsgewicht.
Hij stelt dat 10-15% van de gebruikers van Ritalin last heeft van bijverschijnselen. Bij de grote groep die geen last heeft, komen fysieke problemen ook na 5 tot 10 jaar Ritalin-gebruik niet meer of minder voor dan bij niet-ADHD’ers.

Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat ADHD-kinderen eerder dood gaan dan normaal door ongelukken, ongezond eten en drinken. Ze hebben meer risico hart- en vaatziekten op te lopen en ontvangen veel meer negatieve feed-back dan anderen.
Er zijn zo’n 5 risicogenen ontdekt, die niet alleen bij ADHD een rol spelen, maar ook bij Autisme, Gilles de la Tourette en alcoholisme. Het heeft allemaal te maken met de dopamine-stofwisseling. Dopamine is een chemisch stofje dat betrokken is bij de overdracht van prikkels van de ene zenuwcel naar de andere, en wel bij de zenuwcellen die te maken hebben met het concentratievermogen en de impulsbeheersing. Ritalin werkt daar op in en heft een tekort op.
(Ritalin werkt geleidelijk en regelmatig en is volgens Buitelaar niet-verslavend. De werking van cocaïne op de prikkeloverdracht daarentegen gaat schoksgewijs, explosief, hetgeen een verklaring zou kunnen zijn voor de verslavende effecten van dit chemische middel.)

Het einde van deze ADHD-avond nadert en de onrust in de zaal groeit nu per minuut. Mensen verlaten voortijdig de zaal, sommigen verlangen heftig en opdringerig naar een luisterend oor van de sprekers en vele anderen wippen op hun stoel. Woede en ongenoegen wordt voelbaar. Maar Ilona vangt alles vriendelijk en professioneel op en sluit de avond af. Links en rechts wordt na afloop in de foyer nog stevig gediscussieerd over de kwaliteit van het gebodene.

Het is kwart over elf in de avond wanneer ik buiten sta, met boven me een blakende, vrijwel volle maan en aan mijn voeten glanzende stenen. Rust op de Keizersgracht.

© Tura Gerards
Amsterdam, 21 november 2002

ADHD? ADD? Ontdek wat je kind precies vertelt met storend gedrag

Eigenlijk is het in eerste instantie bedoeld voor “normale” gezinnen met “normale” kinderen, maar voor iedere ouder met een kind met ‘apart’ en storend gedrag biedt het absoluut leerzame ingangen.

Op de kaft staat dat dit werk bedoeld is voor gedreven therapeuten en gevorderde ouders. Gevorderde ouders zijn m.i. dan vrouwen en mannen die inzien dat je zonder zelf mee te groeien de groei van je kind niet optimaal kunt begeleiden.

 

WAT MAAKT DIT BOEK ZO BIJZONDER?
Behalve door de praktische aanpak, de boeiende tips en de vele sprekende voorbeelden boeit dit boek vooral door het grote respect voor het totale wezen van het kind. In alle geschetste probleemsituaties wordt je vizier gericht op: wat wil je kind en wat kun je leren van dit kind? In de aard van het storende gedrag zit de weg naar de oplossing verborgen en die weg gaat via de nu nog onduidelijke behoeften van het kind.

Visch legt de redenen uit die kinderen (bewust of onbewust) hebben voor hun ongehoorzaam zijn, zeuren, liegen, ruzie maken en hun gebruik van extreem geweld. En ze poneert oneliners als “Ongehoorzaam zijn is ongehoord zijn” en “zeuren is leuren met gevoel“.
Het hoofdstuk over ruziemaken was een openbaring voor me: ruzie als kunst om tot echt contact te komen.

Doordat je als ouder verantwoordelijk bent voor de veiligheid, de scholing en de gezondheid van je gezin, komen er twee zaken telkens terug:
1 – Wat kun je over je kind leren?
2 – Wat kun je leren over jezelf?

Hier volgen een aantal kwesties die behandeld komen:

  • wat wil je kind communiceren?
  • wat zou een kind zelf moeten kunnen?
  • wie van de ouders heeft er vandaag de leiding?
  • hoe doe je zelfrespect voor?
  • drie-trappen-strategie in het oplossen van problemen: 1. erkennen 2. troosten 3. realiteit duiden
  • met welke taal open je nieuwe wegen?
  • hoe maak je de doelen duidelijk bij het opstellen van regels?
  • het verschil tussen regels en afspraken
  • hoe kan een kind leren schuld te verdragen?
  • hoe maak je het gezellig in huis?
  • hoe los je langslepende conficten op?

  

ERKENNING – TROOST – REALITEIT

Eén aspect uit “De Sleutel tot je Kind” haal ik hier naar voren.
Het is de 3 stappen-strategie in het oplossen van problemen. Een drietrapsraket waarbij de volgorde van handelen van essentieel belang is. Uiteraard is een te allen tijde respectvolle en geduldige houding een eerste vereiste. Vertrouw de oprechtheid van je kind.

De eerste en meest invloedrijke trap in deze strategie is: erkenning.
Vader en moeder kunnen een kind pas werkelijk opvoeden na erkenning van diens beleving van de werkelijkheid. Je zult je als ouder moeten verplaatsen in de wonderlijke wereld van je nog steeds “onbekende” kind.

Jan Geurtz** stelt: “Erkenning is eigenlijk niets anders dan kijken naar wat werkelijk is en dat te uiten.”
Erkenning is ook een sleutelwoord bij systemische opstellingen.
Ook in de methodes van Thomas Gordon*** is erkenning een essentieel element.

De tweede en derde trap uit deze strategie zijn: troost en realiteit.

 

EEN VOORBEELD VAN ERKENNING – TROOST – REALITEIT

Wanneer je kind van 6 jaar om een ijsje vraagt en je hebt er geen geld voor, dan kun je zeggen: “Ik kan je nu geen ijsje geven” of “Mama heeft geen geld”.
Dat is de waarheid, maar heeft in de meeste gevallen een averechtse uitwerking. De kans is groot dat je kind gaat mokken of zeuren en gaat uittesten waar mama’s grenzen vandaag liggen.
Je bent met deze reacties in feite begonnen met trap 3 van de strategie: het duiden van de realiteit. Je hebt trap 1 en 2 overgeslagen.

Wat zou erkenning zijn in dit geval?
“Ik zie aan jouw gezicht dat jij wel een ijsje zou lusten.”
Of: “Jij vindt ijsjes lekker en ik begrijp dat jij er nu wel een zou willen hebben…”
Hiermee geef je aan dat je gehoord wat je kind zei en wat het wenst. Je erkent diens gevoelens zonder dat je die gevoelens exact hoeft te achterhalen. Het gevolg van erkenning is dat het kind zich gezien voelt en dat is in feite de kern van de oplossing.

Troost zou daarna gegeven kunnen worden door een zin als:
“Als je nu geen ijsje kunt krijgen, zou dat heel jammer voor je zijn, toch!?”

En de realiteit is vaak strak en simpel:
“Ik kan je nu geen ijsje geven”.
Die harde realiteit is nu ook het bewijs van de kracht van moeder geworden (die het kind vanaf het begin erkend heeft in zijn verlangens) in plaats van een directe afwijzing.

Misschien wil je de realiteit breder uitleggen:
“Ik kan je nu geen ijsje geven… want ik heb er geen geld voor.”
Een al wat ouder kind geef je daarmee voer voor discussie.
Dan kun je weer beginnen met erkenning en kom je bijvoorbeeld uit op zoiets als: “Het zou inderdaad wel fijn zijn als we nu wat geld hadden om een ijsje voor jou te kopen. Ik zou dat ook fijn vinden. Jammer is dat, dat we nu niet genoeg geld hebben.”

=

* Visch, Charlotte. De sleutel tot je kind. Respectvolle tips voor gevorderde ouders, gedreven therapeuten en fantastische kinderen. Steenwijk: 248media uitgeverij, 2012.
** Geurtz, Jan. Het einde van de opvoeding. Amsterdam, Ambo 2004.
*** Gordon, Thomas. Luisteren naar kinderen. De nieuwe methode over overleg in het gezin. Baarn, Tirion uitgevers, 13e druk 1989.

Wanneer krijg je de “diagnose” ADHD?

Let op: het onderstaande artikel gaat nog over de DSM-IV.
Sinds 2013 geldt de DSM-V. Zie daarvoor: http://adhdcoachamsterdam.nl/blog/adhd-criteria-van-dsm-iv-naar-dsm-v-wat-is-veranderd/
=

ADHD “HEB” EN “KRIJG” JE NIET ZOMAAR…
Als je ADHD “hebt”, dan “heb” je ADD plus hyperactiviteit.
(Zie voor ADD deze blog.)
Een psychiater vermoedt dat je een stoornis m.b.t. aandachtstekort plus impulsiviteit en hyperactiviteit hebt, ADHD, wanneer je aan de volgende 6 criteria voldoet:

1.

A: bij kinderen komen gedragingen overeen met minimaal 6 van de 9 gedragskenmerken van tekort aan aandacht PLUS overeen met minimaal 6 van de 9 gedragskenmerken van hyperactiviteit en impulsiviteit. Dus in totaal worden bij kinderen minimaal 12 van de 18 beschrijvingen van gedragskenmerken herkend. (Zie de opsomming van die kenmerken onderaan deze pagina)

B: bij volwassenen komen gedragingen overeen met minimaal 4 of 5 van de gedragskenmerken van tekort aan aandacht PLUS met minimaal 4 of 5 van de 9 gedragskenmerken van hyperactiviteit en impulsiviteit. Dus in totaal worden bij volwassenen minimaal 8 tot 10 van de 18 beschrijvingen van gedragskenmerken herkend! (Zie de opsomming van die kenmerken onderaan deze pagina)

2.

alle herkende symptomen van onoplettendheid zijn gedurende ten minste 6 maanden aanwezig geweest in een mate die onaangepast is en niet past bij het ontwikkelingsniveau.

3.

enkele van die herkende symptomen van onoplettendheid (die beperkingen veroorzaken) waren voor het 7e jaar aanwezig.

4.

enkele van die herkende symptomen van onoplettendheid (die beperkingen veroorzaken) zijn aanwezig op 2 of meer terreinen; bijvoorbeeld op school/werk en thuis.

5.

het “normale” functioneren op school, op het werk of in andere sociale verbanden moet door die herkende symptomen van onoplettendheid significant beperkt en verstoord worden.

6.

de herkende symptomen komen niet uitsluitend voor in het beloop van een pervasieve ontwikkelingsstoornis, schizofrenie of een andere psychotische stoornis en zijn niet eerder toe te schrijven aan een andere psychische stoornis (bijvoorbeeld stemmingsstoornis, angststoornis, dissociatieve stoornis of een persoonlijkheidsstoornis)

 

DE 9 SYMPTOMEN VAN EEN TEKORT AAN AANDACHT

Hier volgen de 9 beschrijvingen (symptomen) van een tekort aan aandacht zoals genoemd onder punt 1A en 1B hierboven.

Tekort aan aandacht – Het kind of de volwassene:

  1. slaagt er vaak niet in voldoende aandacht te geven aan details of maakt achteloos fouten in schoolwerk, werk of bij andere activiteiten
  2. heeft vaak moeite de aandacht bij taken of spel te houden
  3. lijkt vaak niet te luisteren als hij/zij direct aangesproken wordt
  4. volgt vaak aanwijzingen niet op en slaagt er vaak niet in schoolwerk, karweitjes af te maken of verplichtingen op het werk na te komen (niet het gevolg van oppositioneel gedrag of van het onvermogen om aanwijzingen te begrijpen)
  5. heeft vaak moeite met het organiseren van taken en activiteiten
  6. vermijdt vaak, heeft een afkeer van of is onwillig zich bezig te houden met taken die een langdurige aandacht (langdurige geestelijke inspanning) vereisen (zoals school- of huiswerk)
  7. raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of bezigheden (bijvoorbeeld speelgoed, huiswerk, potloden, boeken of gereedschap)
  8. wordt vaak gemakkelijk afgeleid door uitwendige prikkels
  9. is vaak vergeetachtig bij dagelijkse bezigheden

 

DE 9 SYMPTOMEN VAN HYPERACTIVITEIT EN IMPULSIVITEIT

Hier volgen de 9 beschrijvingen van hyperactiviteit en impulsiviteit, zoals genoemd onder punt 1A en 1B hierboven. De eerste zes gedragsbeschrijvingen horen bij hyperactiviteit, de laatste drie bij impulsiteit.

Hyperactiviteit – Het kind of de volwassene:

  1. beweegt vaak onrustig met handen of voeten, of draait in zijn/haar stoel
  2. staat vaak op in de klas of in andere situaties waar verwacht wordt dat men op zijn plaats blijft zitten
  3. rent vaak rond of klimt overal op in situaties waarin dit ongepast is (bij adolescenten of volwassenen kan dit beperkt blijven tot subjectieve gevoelens van rusteloosheid)
  4. kan moeilijk rustig spelen of zich bezighouden met ontspannende activiteiten
  5. is vaak “in de weer” of “draaft maar door”
  6. praat vaak aan een stuk door

Impulsiviteit – Het kind of de volwassene:

  1. gooit het antwoord er vaak al uit voordat de vragen afgemaakt zijn
  2. heeft vaak moeite op zijn/haar beurt te wachten
  3. verstoort vaak bezigheden van anderen of dringt zich op (bijvoorbeeld mengt zich zomaar in gesprekken of spelletjes)

Kan ADHD overgaan?

Dat is een pas echt een moeilijke vraag!
Ten eerste is het de vraag of je ADHD kunt “hebben”.

Pas wanneer we ervan uitgaan dat je ADHD kunt hebben, kan de vraag “Kan ADHD overgaan?” gesteld worden. En eigenlijk kun je geen AD(H)D hebben, want AD(H)D is niet de naam van een stoornis. Zie de blog Kun je ADHD “hebben”?.

ADHD is enkel en alleen de ‘roepnaam’ van 18 gedragskenmerken die door psychiaters na intensief en jarenlang vergaderen zijn verzameld.

Maar goed… Laten we – voor deze ene keer – eens aannemen dat je ADHD kunt “hebben”.

Dan durf ik die vraag “Kan ADHD overgaan?” wel te beantwoorden met NEE.

Overgaan zou betekenen dat alle symptomen en gedragingen voor 100% zouden kunnen verdwijnen, zoals je een longontsteking kunt kwijtraken of van een gebroken been kunt genezen.

Gedrag zit in je lijf, in je denken, in je voelen, in je taal, in het gebruik van je zintuigen, in je waarden, je overtuigingen. Alleen al het genetische aandeel van gedrag is zo sterk dat je nooit een geheel nieuw gedragspakket kunt aanleren.

Maar…. je kunt zoveel nieuwe dingen leren en oude waarden en overtuigingen vervangen of ombuigen naar inzichten die veel beter voor je werken, dat je uiteindelijk een leven kunt gaan leiden dat helemaal de moeite waard is. Creatief met brein, ieder mens kan dat!

Jouw leven kan met wat aanpassingen zelfs zo bijzonder worden dat je je kunt afvragen of je zonder AD(H)D ooit zo ver zou zijn gekomen!

 

Kun je ADHD “hebben”?

Zoals je griep hebt of de ziekte van Pfeiffer?
Hè, is AD(H)D een ziekte?
Of is AD(H)D een stoornis?

Als je precies gaat kijken naar hoe AD(H)D in de DSM-IV* gedefinieerd is, dat luidt het antwoord in die twee laatste vragen: NEE! AD(H)D is géén ziekte en AD(H)D is géén stoornis. Je kunt ook geen diagnose AD(H)D krijgen. Al wordt het zo tegenwoordig makkelijk gezegd en genoemd.

Een ziekte kan AD(H)D volgens Trudy Dehue** sowieso niet zijn want… “van een ziekte is pas sprake wanneer de aandoening als een algemeen en maatschappelijk onaanvaardbaar iets wordt beschouwd (bijvoorbeeld besmettelijkheid) waarvoor een arts geraadpleegd dient te worden.”

Maar ook voor een stoornis kan ADHD volgens de letter van de DSM-IV niet doorgaan. ADHD is namelijk geen naam voor de oorzaak van een stoornis. ADHD is enkel en alleen een verzamelnaam van 18 gedragsuitingen die stuk voor stuk kunnen duiden op de aanwezigheid van een stoornis!

Dehue formuleert het als volgt: “ADHD is een samenvattende beschrijving van een aantal gedragskenmerken.”

Wat elk van die beschreven gedragingen veroorzaakt, tja, dat vermeldt de DSM-IV dus niet. Dat weten ze ook niet en daardoor bestaat er ook geen medische standaardtest voor AD(H)D.

 

* De DSM-IV is een boek uit 2000 met een afgesproken opsomming van gedragskenmerken die op een psychiatrische aandoening kunnen wijzen.

** Dehue, Trudy. De depressie-epidemie. Amsterdam: uitgeverij Augustus, vierde druk 2008.

 

Heeft ADHD een biologische oorzaak?

Volgens Trudy Dehue*, hoogleraar wetenschapstheorie en wetenschapgeschiedenis, zijn het de DSM-opstellende psychiaters zelf die in 2002 en 2007 officieel verklaarden dat er uit onderzoek omtrent AD(H)D (en alle 301 “stoornissen” in de DSM-IV**) geen – nogmaals geen – harde wetenschappelijke conclusies te trekken zijn omtrent biologische oorzaken.

Daarom mag officieel niet gezegd en geschreven worden dat AD(H)D een (neuro)biologische oorzaak heeft.

De farmaceutische industrie omzeilt dit verbod altijd door veel plaatjes en filmpjes van hersenactiviteit te tonen en door zinsconstructies als “… Kan veroorzaakt zijn door…” enz.
=
=

* Dehue, Trudy. De depressie-epidemie. Amsterdam: uitgeverij Augustus, vierde druk 2008.

** De DSM-IV is een boek met een afgesproken opsomming van symptomen van alle psychiatrische aandoeningen. In 2013 verscheen de aangepast versie DSM-V.